In de tuin
voelt zich de stilte
zo diep als niets
anders dat
in zijn omvang
alle geluiden baart
en draagt
vogels
van mensen ook.
daar toeven
- in die stilte -
is
thuis
De lucht is doortrokken
van hen die
met vleugels de ruimte klieven
met geluiden stilte doorboren
onze ogen bewegen en
oren betasten
En hij kende hun genestel
het oefenen van het jonge grut
zijn hand
vertrouwd als de tak
- de mens natuur herworden -
zoekend het kleinste wezen
de hoogste gestalte
het stevige
het zachte
tekenend de bloemen
bewonderend de vruchten
Zij zag het blad van mais en zei
'wat is dat creatief!'.
Met haar arm vol bloemen
gekleed in kleuren van die bloemen
liep zij dartelend naar haar huis
het meisje, dat
later water geven zal
aan de planten onder glas
wanneer ik er niet ben
en de zon fel schijnt.
Wanneer het duister
bezit gaat nemen van de bovenruimte
van de tuin
komt hij met zijn gefladder
en vliegt zijn cirkels,
de tweede voegt zich
een gezel, soms,
doet mee met de rondedans.
Ergens huizen zij
's nachts, soms,
hoor ik het geschuifel
vertrouwde huisgenoot,
andere slaaptijden.
'Ik ben de ogen van God'
sprak de bloem
in haar geelheid
Is het dan toch
dat Hij de natuur is
Christus,
het Boeddhalichaam,
Lao Zi?
En waarom was het de gele bloem
verwijzend ook naar de Centrale Zon
hoe wonderbaarlijk
(of duidelijk?)
Mensen lopen
mensen staan
wij kunnen voelen
wat de tuin te zeggen heeft
over ons
staand
tussen de aarde
en de hemel
ons lijf
bewust zijn
geest in materie
trilling in vorm?